k heb iets met de zee, het strand en het Zwin aan de Belgische/ Nederlandse kust. Het brengt me méér dan rust of een leeg hoofd.
Als ik aan de kust ben, loop ik meestal met de kop in de wind, op blote voeten door de branding. Dan voel ik de kracht van de natuur, ik ga bewust al mijn zintuigen af…. Nog steeds loop ik met de verwondering van een kleine jongen langs de waterkant. (Ik ben echt in mijn element als ik in het Zwin aan het “jutten” ben. “Jutten” ligt niet iedereen. Veel mensen willen kilometers maken. Ik vaak niet. Mijn doel is bewegen, buiten zijn, niet meer! Het is niet zo dat ik opveer wanneer er een schip in nood is en zijn vracht verliest. Hoewel ik me als de dag van gisteren (6 maart 1987) de ramp van veerboot Herald of Free Enterprise in de haven van Zeebrugge en het aanspoelen van de diverse spullen herinner.
Ik ben meer een natuurjutter, die zich richt op de natuurlijke schatten die de zee afzet op het strand. Ook misschien wel en beetje geïnspireerd door de mooie serie destijds op TV: “Sil de Strandjutter”. Immers “de zee die geeft en de zee die neemt”. Jutten naar fossielen bij het natuurgebied het Zwin vind ik een heerlijke bezigheid waarbij ik mijn hoofd snel leeg heb, en zo één ben met de natuur.
Ik geef je graag een aantal tips zodat je misschien zelf ook eens gaat “jutten”. De beste tijd voor het jutten is de herfst of de winter, als de stranden verlaten zijn en de kans op harde wind het grootst is en er van alles aanspoelt. Je kunt het best op pad gaan bij afgaand tij, als de zee zich terugtrekt en er vers aangevoerd materiaal op het strand ligt. Een bijkomend voordeel is dan ook dat er nog maar weinig mensen gelopen hebben op het pas drooggevallen stuk strand.
Na een storm komen de schelpdieren los van de zeebodem en spoelen ze door de stroming allemaal op dezelfde plekken op het strand aan.
Als je dan aankomt op de grote zandvlakte dan weet je vaak niet w je moet beginnen met zoeken. Even laat ik dan de omgeving op me inwerken. Ik adem in en blaas heel lang(zaam) mijn adem weer uit, dat herhaal ik een paar keer. Om helemaal in het NU te zijn, om letterlijk te voelen waar ik ben. Dan kijk ik naar waar de meeuwen zijn, die hebben het overzicht en weten altijd wel een lekker hapje te vinden en verraden zo waar de aanspoelsels liggen. Als je dan bij een aanspoelplek bent, focus je dan op iets zwart, beetje glanzend…. Haaientanden worden namelijk zwart als ze fossiliseren. Honderden haaientanden heb ik in het Zwin gevonden. Alleen of samen met mijn kinderen. Qua vorm zijn ze ook goed te herkennen, want het zijn echte tanden. Als je geluk hebt zijn ze helemaal gaaf met een puntje. Soms vind je ook zwarte piep kleine staafjes met karteltjes erin, een soort mini-kammetje. Dat zijn dan fossiele roggentanden. Echt verbazingwekkend hoe sterk die tanden zijn. Miljoenen jaren zijn ze goed geconserveerd gebleven in de bodemlaag. Later zijn ze bloot gesteld aan de golven. En nog steeds zijn ze vlijmscherp!
In mijn jonge jaren werd er geregeld zand opgespoten om de kust te versterken. Dat gebeurde toen met zand van vóór de kust waar zich ook fossiele-lagen bevinden, daar staat het Zwin bekend om. Er wordt nog steeds zand op gespoten, maar dat is zand van andere locaties, zonder fossielenresten. Dat heeft het vinden van fossielen resten wel behoorlijk bemoeilijkt.
Naast het “jutten” ben ik ook graag als natuurfotograaf op het strand, aan de zee. Dan wil ik ook “vlijmscherpe” foto’s hebben die ik op het strand maak. Dan ga ik juist bij opkomend tij, op zoek naar een HVP (een hoogwatervluchtplaats) en laat ik de vogels tot me komen. De drieteenstrandloper, de scholeksters de steenlopers, de paarse, de bonte en de kleine strandlopers, de meeuwen en de plevieren. Hoe dichtbij komen ze, krijg ik ze vrij voor de camera, zo mooi om het gedrag vast teleggen. Het is verslavend, dat jutten en fotograferen op het strand. Je komt in een soort tijdloze bubbel. Mocht je een keer de kans hebben, het is een echte aanrader. Ik zou het leuk vinden als je me een reactie stuurt hoe het geweest is!
0 Reacties